dinsdag 5 juli 2016

Brief aan de leden van de Vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken inzake de NAVO-top in Warschau


Oorlog is geen Oplossing schreef vandaag onderstaande brief aan de leden van de Tweede Kamer:


Een krappe week voor de uiterst belangrijke NAVO-top van a.s. weekend in Warschau stuurde de regering u de Kamerbrief met de Nederlandse inzet. Met het oog op het debat dat u morgenmiddag hierover met de regering zult hebben, willen we als Oorlog is geen Oplossing de volgende aandachtspunten met u delen:

1.       In paragraaf 2 (“algemeen”) worden de veiligheidsdreigingen opgesomd waarvoor de NAVO-landen zich geplaatst zien. In onze ogen ontbreekt in deze beschrijving dat deze veiligheidsdreigingen alle zijn vooroorzaakt door het (militaire) optreden van het NAVO-bondgenootschap als geheel danwel de belangrijkste NAVO-landen gezamenlijk in of ten aanzien van de genoemde landen. We noemen de forse oostwaartse uitbreiding van het NAVO-verdragsgebied na het eind van de Koude Oorlog en de invasies dan wel andere militaire operaties van (leden van) het Noord-Atlantisch bondgenootschap in Libië, Irak, Syrië en Afghanistan. Het tegengaan van de toegenomen onveiligheid ten gevolge van deze Westerse militaire activiteiten door de Westerse militaire activiteiten ten aanzien van deze regio’s te intensieveren lijkt ons dan ook een heilloze onderneming.

2.       In het eerste deel (“Rusland”) van paragraaf 3 (“Oostflank”) lijkt de regering te kiezen voor een voorzichtige en evenwichtige benadering (“Russische retoriek en activiteiten niet spiegelen”, “afschrikking enerzijds en dialoog anderzijds”) maar dat kan niet verhelen dat de NAVO-activiteit ten aanzien van Rusland met name door de opstelling van de Baltische staten en Polen, uitgesproken vijandig en assertief is en slechts weinig van deze voorzichtigheid en evenwichtigheid weerspiegelt. Iets verder in de brief blijkt dat Nederland ook in deze haar imago als betrouwbare bondgenoot belangrijker lijkt te vinden dan het daadwerkelijk doorbreken van de escalatie waarin de NAVO en Rusland zijn beland en die de nucleaire afschrikking die we een kwarteeuw geleden achter ons gelaten dachten te hebben weer terug in de internationale verhoudingen heeft gebracht. Het is deze (nucleaire) escalatie die in onze ogen de grootste bedreiging van onze veiligheid vormt en niet de veiligheidsrisico’s die de regering in de voorgaande paragraaf benoemt.

3.       In het tweede deel (“Oekraïne”) van dezelfde paragraaf staat de ondersteuning van “hervorming” van de Oekraïense veiligheidssector centraal waaraan Nederland vanuit het veiligheidsfonds een bijdrage wil leveren. Wij vragen ons af hoe dit voornemen zich verhoudt tot de analyse van de referendumuitslag die de regering met uw Kamer deelde en waarin ze het “nee” dat een ruime meerderheid van de opgekomen kiesgerechtigden liet horen mede toegeschreven moet worden aan de vrees voor een intensievere militaire samenwerking met Oekraïne. Weliswaar betrof het toen de EU en thans de NAVO, maar in de onderhavige brief van de regering wordt (met name in paragraaf 7) duidelijk gemaakt dat de militaire activiteiten van beide internationale organisaties steeds verder vermengd zullen raken. Als de regering haar eigen analyse van de referendumuitslag serieus neemt, ziet ze dus af van verdere militaire samenwerking met Oekraïne.

4.       Paragraaf 4 (“Militaire aanpassing”) betreft de vormgeving van de “roterende permanente aanwezigheid” naast de snelle interventiemachten tegen een vermeende Russische dreiging waar Nederland een actieve rol in heeft gespeeld. De regering geeft in deze paragraaf in onze ogen heel goed aan hoe door het roterende karakter eerdere afspraken met Rusland van 1997 over het afzien van de legering van NAVO-eenheden in de voormalige Warschaupactlanden worden omzeild. Een dergelijke “slimmigheid” is in onze ogen onverantwoord als het om een daadwerkelijke vrede en veiligheid gaat en Nederland zou zich dan ook tegen deze permanente militaire aanwezigheid moeten keren en er in ieder geval niet aan deel moeten nemen.

5.       In paragraaf 5 (“Zuidflank”) worden veel woorden gebruikt om te benadrukken dat de voorgenomen trainings- en waarnemingsactiviteiten van de NAVO in cq. boven Irak niet geïnterpreteerd mogen worden als een deelname van het NAVO-bondgenootschap aan de anti-ISIS-coalitie. Dit volgehouden onderscheid komt op ons louter kunstmatig over en zal door geen van de betrokkenen die moeite met deze vermenging heeft serieus genomen worden. De NAVO steekt zich hierdoor dus alsnog in het wespennest waar ze buiten wilde blijven met alle gevolgen voor (terroristische) vergeldingsacties van dien.

6.       Een ander deel van deze paragraaf gaat over de maritieme NAVO-activiteiten in de Egeïsche en Middellandse Zee om de “migratiecrisis” te bezweren. Het valt op deze in deze hele brief consequent over “migratiecrisis” wordt gesproken in plaats van over de gangbaardere “vluchtelingencrisis” waardoor de militaire maatregelen om de overtocht van vluchtelingen uit de MENA-regio naar Europa te verhinderen wordt losgekoppeld van de oorzaak van deze migratiegolf, namelijk de totale ontwrichting van de veiligheid in de betreffende landen (Libië, Syrië, Irak en Afghanistan) niet in de laatste plaats ten gevolge van de militaire activiteiten van NAVO-bondgenoten in deze landen in verleden en heden. Zolang de koppeling tussen de Noord-Atlantische militaire activiteiten in deze regio en de vluchtelingenstroom niet wordt gemaakt, zullen de militaire bemoeienissen van het bondgenootschap met de beoogde versterking van de veiligheidssector in deze regio èn het helpen oplossen van de vluchtelingencrisis gedoemd zijn te mislukken.

7.       In paragraaf 6 gaat het om de Defensie-uitgaven die te laag zouden zijn. Dit oordeel is niet gebaseerd op een internationale vergelijking (met bijvoorbeeld de defensie-uitgaven van Rusland en China, waaruit dan zou zijn gebleken dat er nog steeds een grote, schier onoverbrugbare kloof gaapt tussen de defensieuitgaven van de NAVO en deze twee belangrijkste concurrenten op het wereldtoneel), maar op afspraken binnen het NAVO-bondgenootschap en wel tussen de verantwoordelijke ministers onderling. Zo kan natuurlijk elke groep vakministers in internationaal verband met elkaar tot het oordeel komen dat de uitgaven op het betreffende beleidsterrein onverantwoord laag zijn. Zoals we in deze brief – en overigens ook in het vorig jaar aan uw Kamer aangeboden en bijgevoegde Manifest tegen de verhoging van deDefensie-uitgaven – betogen, zal een intensievering van militaire capaciteiten en activiteiten geen enkele bijdrage leveren aan de internationale veiligheid en deze enkel doen afnemen. De ambitie om een betrouwbaar NAVO-bondgenoot te willen zijn lijkt ons geen goede reden om veel honderden miljoenen aan het defensiebudget toe te voegen waar de nood van de wereld via heel andere bestedingen geledigd zou moeten worden.

8.       De beperkte effectiviteit van militaire middelen om vrede en veiligheid te brengen blijkt overduidelijk uit het beschrevene in paragraaf 8 (“Afghanistan”) van de regeringsbrief. De investeringen die Nederland maar blijft bijdragen aan de Afghaanse veiligheidssector verdwijnen (en zijn verdwenen) in een bodemloze put. Er zijn andere en betere mogelijkheden om de internationale solidariteit met de bevolking van Afghanistan vorm en inhoud te geven.

We hopen dat u deze punten mee kunt nemen in uw beoordeling van de Nederlandse inzet op de NAVO-top a.s. weekend in Warschau die wel eens grote gevolgen zou kunnen hebben voor de veiligheidssituatie in Europa in de nabije toekomst. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten